Het Ridderideaal

Inleiding en een gedeeltelijke terugblik op deel 1

Voorgaande generaties hadden de ‘duistere middeleeuwen’ verafschuwd: tot aan het einde van de achttiende eeuw werd de duizendjarige periode nog afgedaan als een duister, barbaars tijdperk tussen Klassieke oudheid en Verlichting.

Petrarca kenschetste de middeleeuwen als ‘een diepe afgrond’; Erasmus verafschuwde de steriele geleerdheid van de scholastici, die het leven van de mensen vergiftigde; Adam Smith betreurde de macht van de gilden, die een vrije markt van vraag en aanbod in de weg stonden.
De romantische generatie verafschuwde op haar beurt niet de middeleeuwen, maar de ‘betweters, economen, rekenaars’ (Burke) van de Verlichting. Zij keerden zich tegen de star geworden principes van het classicisme, dat werd ervaren als een set benauwende regels die iedere creativiteit in de kiem smoorden. Om daaraan te ontkomen werd de literatuur van de middeleeuwen aangeprezen om haar eenvoud, ongedwongenheid en originaliteit.

Afbeelding: René Descartes (1596 – 1650). Zijn  uitspraak Cogito ergo sum zou de grondtoon van de Verlichting gaan vormen. Alleen door het gebruik van de rede en het gezonde verstand komt men tot waarheid.

Hoe keuzes kunnen doorwerken

De maatschappij verandert. De industriële revolutie (start rond 1750 kenmerkt zich door de overgang van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen en die revolutie zal gepaard gaan met grootschalige organisatorische en sociale veranderingen.
Deze revolutie haalt de bestaande sociale structuren grondig overhoop. Maar gaat het om een verbetering? Arbeiders leven onder erbarmelijke omstandigheden want er zijn nog geen sociale wetten. Het maken van winst is een alles overheersende factor. De rijken hebben het nu voor het zeggen en de intellectuelen en kunstenaars zien hoe het misgaat…

Om de gevolgen van dit alles het hoofd te bieden zoeken schrijvers, dichters, filosofen en politici naar een nieuwe identiteit, een identiteit die vooral wordt gevonden in – al dan niet (her)uitgevonden – nationale tradities, in oude volksliedjes, sagen en sprookjes. De middeleeuwen vormen daarvoor een onverwacht rijke bron aan inspiratie.

In dit deel zullen we een aantal invalshoeken van die inspiratiebron onderzoeken::
1. de ridderfiguur
2. de literatuur
3. de bouwkunst

We starten met de ridderfiguur

De ridderfiguur

Het is goed om allereerst bij de ridderfiguur als symbool stil te staan.

Het middeleeuwse verleden bood de romantici een blauwdruk van een betere samenleving, maar daarbinnen was er één figuur die alles leek uit te drukken wat de romantici van de mens in een betere maatschappij verwachtten, en dat was de ridder.

Tegenover de rekenende burger, voor wie alleen winst telde en die zich noch aan zijn medemens noch aan de staat iets gelegen liet liggen, stelden de romantici een ideaal van moed, eer en belangeloze dienstbaarheid dat zijn belichaming vond in de hoofse ridder zonder vrees of blaam.

Afbeelding: het beroemde schilderij Lamia door John William Waterhouse, 1905. Het is een prachtig voorbeeld van een romantische afbeelding: passie, emotie en een bepaalde sfeer die wordt versterkt door kleding en omgeving.

Bart Jan de Graaf vervolgt nu zijn betoog. Hij laat eerst nog zien hoe belangrijk Duitsland is geweest bij de geboorte van de Romantiek (von Herder en Goethe) en vervolgt dan dat betoog over de ridderfiguur.

De ontdekking van de ridderfiguur

 

Opgave

Ga eens na hoeveel jaar later ten opzichte van de start in Engeland de industriële revolutie in Nederland plaatsvond?
Zou dit in Nederland van betekenis zijn geweest daar waar het gaat om de invloed van de romantiek?