Een inhaalslag voor de muziek
Zoals bij de schilderkunst de “grote drie” worden gevormd door Rembrandt, Vermeer en Frans Hals, zo worden bij de muziek Jan Pieterszoon Sweelinck en Unico van Wassenaer beschouwd als de belangrijkste vertegenwoordigers van hun tijd. Toch hebben deze componisten nooit de bekendheid gekregen die vergelijkbaar is met die van de grote schilders. Hun namen klinken niet in de musea of op de pleinen, maar hun muziek was wél vernieuwend en van grote invloed.
Omdat we in ons cursusaanbod al veel schilders uit de Hollandse School behandelen, maar nog geen enkele componist, gebruiken we deze cursus als een kleine inhaalslag – een kans om ook de muzikale kant van onze kunstgeschiedenis te ontdekken. We starten algemeen.
Twee grote componisten uit periode van 1600 – 1670
We starten deze laatste les met het noemen twee componisten uit de periode 1600 – 1670: die wereld beroemd zouden worden: Monteverdi en Lully.
Claudio Monteverdi (1567–1643)
Monteverdi leefde precies op de grens tussen renaissance en barok. Hij erfde de renaissance-stijl, waarin muziek vooral evenwichtig, polyfoon en strak van vorm was, maar hij bracht daarnaast iets nieuws: expressie, emotie en contrast.
Zijn opera L’Orfeo (1607) wordt vaak gezien als de eerste grote opera in de muziekgeschiedenis — niet omdat hij letterlijk de allereerste was (er waren al eerdere experimenten in Florence), maar omdat hij de eerste was die dramatische muziek, tekst en emotie zo overtuigend samenbracht.
Hij wordt daarom beschouwd als de symbolische grondlegger van de barokmuziek:
In 1590 of 1591 kreeg Monteverdi zijn eerste baan: muzikant (“vedelaar”) aan het hof van Vincenzo I Gonzaga, de hertog van Mantua.
Belangrijke conclusie: net zoals we hofschilders hebben, hebben we ook hofcomponisten en om de reeds genoemde redenen kende Holland dus geen hofcomponisten.
Jean-Baptiste Lully (1632–1687)
Hofcomponist van Lodewijk XIV; creëerde de typisch Franse barokstijl vol dans en grandeur.
Zijn muziek belichaamt macht en elegantie – precies wat je in je cursus laat zien bij het hof van Versailles.
Wederom zien we dat het hier wederom om een hofcomponist gaat.
Belangrijke conclusie: net zoals we hofschilders hebben, hebben we ook hofcomponisten en om de reeds genoemde redenen kende Holland dus geen hofcomponisten
Jean-Baptiste Lully (1632–1687)
Hofcomponist van Lodewijk XIV; creëerde de typisch Franse barokstijl vol dans en grandeur.
Zijn muziek belichaamt macht en elegantie – precies wat je in je cursus laat zien bij het hof van Versailles.
Wederom zien we dat het hier wederom om een hofcomponist gaat.
Belangrijke conclusie: net zoals we hofschilders hebben, hebben we ook hofcomponisten en om de reeds genoemde redenen kende Holland dus geen hofcomponisten.
Belangrijke conclusie: net zoals we hofschilders hebben, hebben we ook hofcomponisten en om de reeds genoemde redenen kende Holland dus geen hofcomponisten.
We kennen slechts één componist waarvan de werken op internationale podia ten gehore worden gebracht: Jan Pieterszoon Sweelinck
Jan Pieterszoon Sweelinck – de stem van de Gouden Eeuw
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562–1621) wordt vaak de “Orpheus van Amsterdam” genoemd.
Hij leefde in de begintijd van de Gouden Eeuw en was een van de weinige Nederlandse componisten met internationale bekendheid.
Toch verwierf hij die roem niet aan een hof, maar als organist en leraar – een man van de stad, niet van de kroon.
Sweelinck was jarenlang organist van de Oude Kerk in Amsterdam, waar hij dagelijks speelde voor burgers, niet voor koningen of edellieden.
Zijn muziek vormt een brug tussen de late renaissance en de vroege barok.
Hij werd beroemd om zijn werken voor orgel en klavecimbel, vol verfijnde variaties en rijke klanken, en gaf les aan vele Duitse leerlingen die later zelf grote componisten werden.
Zo verspreidde zijn invloed zich ver buiten Nederland:
Sweelinck legde de basis voor de Noord-Duitse orgelschool, die uiteindelijk ook Johann Sebastian Bach zou inspireren.
Hij was daarmee een zeldzaam voorbeeld van een Nederlandse componist met Europese betekenis, in een tijd waarin de schilderkunst de boventoon voerde.
Hieronder hoor je een concert van deze Hollandse meester.
Sweelinck als didacticus
Sweelinck stond in zijn tijd niet alleen bekend als groot musicus, maar vooral als begaafd leermeester.
Vanuit de Oude Kerk in Amsterdam trok hij leerlingen uit heel Noord-Europa – vooral uit Duitsland – die speciaal naar hem kwamen om les te krijgen in orgel- en klavecimbelspel, compositie en improvisatie.
Tot zijn leerlingen behoorden later beroemde Duitse componisten, zoals Samuel Scheidt, Heinrich Scheidemann en Jacob Praetorius – namen die de kern zouden vormen van de Noord-Duitse orgelschool.
Via hen werkte Sweelincks invloed nog meer dan een eeuw door en bereikte uiteindelijk zelfs Johann Sebastian Bach.
Sweelinck was dus meer dan een componist:
hij was een culturele schakel tussen de muzikale tradities van de Renaissance en de Barok, tussen Nederland en de rest van Europa, en tussen de oude kunst van het improviseren en de nieuwe kunst van het componeren.
We verschuiven onze blikveld nu naar een latere periode, namelijk die van 1670 - 1750.
We verschuiven ons blikveld nu naar een latere periode, namelijk die van 1670 tot 1750. De Gouden Eeuw loopt op zijn einde. In Nederland is de bloei van de schilderkunst voorbij. Terwijl hier de aandacht verschuift naar handel, wetenschap en de burgerlijke cultuur, gebeurt er in Zuid-Europa iets heel anders: muziek komt centraal te staan.
Italië wordt het muzikale hart van Europa
Vooral in Venetië bruist het van de muziek. Operahuizen trekken volle zalen. Feesten op het San Marcoplein worden opgeluisterd door orkesten. Muziek is er een vorm van prestige en plezier, gedragen door kerk én adel.
Beroemde Italiaanse componisten
Als we naar deze periode kijken en met name naar de Italiaanse componisten, dan zien we grote namen:
Antonio Vivaldi (1678–1741, zie afbeelding))
Bekend van De Vier Jaargetijden. Hij was een meester van het vioolconcert.
Domenico Scarlatti (1685–1757)
Virtuoos op het klavecimbel. Hij schreef honderden sonates die nog steeds worden gespeeld.
Giovanni Battista Pergolesi (1710–1736)
Een belangrijk vertegenwoordiger van wat later de Napolitaanse School werd genoemd. Hij speelde een grote rol bij de opkomst van de komische opera (opera buffa) in de 18e eeuw.
Giovanni Battista Sammartini (ca. 1700–1775)
Een van de eerste componisten die de symfonie ontwikkelde.
Waarom geen wereldberoemde Nederlandse componisten?
We zien opnieuw een bekend patroon.
In Italië bloeit de muziek, terwijl Nederland geen componisten van wereldfaam voortbrengt. De oorzaken lijken sterk op die die we eerder zagen bij het verschil tussen schilderkunst en muziek.
In Italië is muziek een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven. Aan de hoven van vorsten én in de kerken klinkt overal muziek. Componisten als Vivaldi, Scarlatti en Pergolesi krijgen opdrachten en worden in heel Europa bewonderd. Muziek is daar een vorm van prestige en macht.
Hier zien we het beroemde Teatro La Fenice in Venetië, waar grote opera’s werden opgevoerd.
Zo’n luxueus en publiek operatheater zou in het calvinistische Holland ondenkbaar zijn.
In de Republiek is geen koninklijk hof dat musici in dienst neemt. De kerk is sober en richt zich vooral op het gesproken woord. En de burgerij, hoe rijk ook, besteedt haar geld liever aan schilderijen, boeken en wetenschap dan aan orkesten of operahuizen.
De composities van onze hoofdpersoon werden aangezien als composities van Pergolesi
De Nederlander om wie het in dit laatste deel gaat, is Unico Wilhelm van Wassenaer.
Zijn muziek werd jarenlang verward met die van Giovanni Battista Pergolesi (zie afbeelding).
Dat zegt veel over de kwaliteit van Unico’s muziek:
elegant, melodieus en helemaal in de Italiaanse stijl van die tijd.
Dat de verwarring ontstond, heeft ook een duidelijke aanleiding.
Het was de Poolse componist Franciszek Lessel (ca. 1780–1838) die de Concerti Armonici ten onrechte aan Pergolesi toeschreef.
Die foutieve vermelding werd door anderen overgenomen en bleef heel lang bestaan.
Meer over onze hoofdpersoon
Het gaat ons dus om Unico Wilhelm van Wassenaer. Hij leefde van 1692 tot 1766. In die periode was Nederland nog steeds de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden – kortweg de Republiek genoemd.
Die republiek bestond van 1588 tot 1795, en werd daarna opgevolgd door de Bataafse Republiek (onder Franse invloed).
Unico leefde dus in de 18e-eeuwse Republiek, een tijd waarin de glans van de Gouden Eeuw al tanende was. Economisch en cultureel had Nederland minder invloed dan in de 17e eeuw. Maar er was nog steeds een rijke en invloedrijke elite die kunst, muziek en wetenschap ondersteunde.
Tot die elite behoorde de familie Van Wassenaer.
Dit is een van de oudste en meest vooraanstaande adellijke families van Nederland. Ze bezaten meerdere kastelen, waaronder Twickel en Duivenvoorde.
De afbeelding toont de website van de familie: link
Unico van Wassenaer – de verborgen meester
Van Wassenaer componeerde in de stijl van zijn tijd: elegant, verfijnd en duidelijk beïnvloed door de Italiaanse barok.
Zijn beroemdste werk is de Concerti Armonici: een reeks van zes concerti grossi die nog altijd worden uitgevoerd.
Dat Van Wassenaer zijn naam verzweeg, had te maken met zijn sociale positie.
Als edelman en diplomaat vond hij het niet gepast om zich openlijk als componist te presenteren. Muziek was voor hem geen beroep, maar een bescheiden passie.
Toch getuigt zijn muziek van groot vakmanschap en gevoeligheid: levendig, sierlijk en vol harmonie.
Daarom wordt Unico van Wassenaer tegenwoordig gezien als de verborgen meester van de Nederlandse barok —
een componist die de stijl van zijn tijd volledig beheerste, maar zelf liever in de schaduw bleef.
Hieronder volgt een korte video die de ontdekking van zijn auteurschap mooi illustreert.
Beroemde reeks uitvoeringen met Tom Koopmans
We laten nu een deel van de Concerto Armonico horen.
Het gaat om het Concerto Armonico No. 2 in B-Flat Major: IV. Allegro moderato
De uitvoering is van het Amsterdam BarokOrkest onder leiding van Ton Koopman (zie afbeelding). Op YouTube vindt men ook de overige delen die door het Amsterdam Barok Orkest worden uitgevoerd.
Wat een schitterende uitvoering!
Slot – Verf en Viool: twee werelden, één tijd
Aan het begin van deze cursus stelden we de vraag:
Waarom heeft Holland in de 17e eeuw wereldberoemde schilders voortgebracht, maar geen componisten met een vergelijkbare faam?
Om dat te begrijpen, zijn we eerst gaan kijken naar de schilderkunst. We zagen hoe de Republiek, zonder koning of hof, een samenleving werd waarin burgers zelf de toon zetten. Rijke kooplieden en regenten gaven opdrachten aan schilders als Rembrandt, Vermeer en Frans Hals – niet om macht te tonen, maar om hun eigen wereld vast te leggen.
Zo ontstond de Hollandse School: realistisch, nuchter, met liefde voor licht, mensen en het dagelijks leven.
Kunst werd een burgerlijk bezit, niet langer een koninklijke pracht.
Daarna hebben we gekeken naar de muziek.
In katholieke landen klonk muziek aan de hoven en in de kerken – rijk, plechtig, groots.
In de Republiek daarentegen kreeg muziek een andere rol: dienstbaar aan de kerk, eenvoudig en verstild.
Het orgel werd het belangrijkste instrument, en Sweelinck, de “Orpheus van Amsterdam”, gaf die klank een stem.
Een eeuw later componeerde Unico van Wassenaer elegante muziek die zich kon meten met de Italiaanse barok, maar ook hij bleef op de achtergrond.
Zo zien we het antwoord op onze beginvraag: de Republiek kende geen koningen, hoven of kapellen die componisten in dienst namen.
De kracht van Holland lag bij de burger, de handel en het huis, en dáár paste de schilderkunst beter dan de hofmuziek.
Opdracht
We hebben gezien hoe de Hollandse schilderkunst wereldberoemd werd,
terwijl de muziek veel bescheidener bleef.
Maar stel dat jíj in de Gouden Eeuw had geleefd…
Opdracht:
Kies of jij liever een schilder of een componist in de 17e eeuw zou zijn geweest –
en geef kort aan waarom.
Gebruik daarbij wat je in de cursus hebt ontdekt:
1. Zou je je thuis voelen bij de nuchtere burgerlijke kunst van Holland,
of bij de weelderige hofmuziek van Frankrijk of Italië?
2. Welke kunstvorm past het best bij de mentaliteit van de Republiek?
3. En… welke zou je zelf hebben willen beoefenen?
Schrijf een kort opstel waarin je je keuze uitlegt.
Wil je extra uitdaging? Voeg dan afbeeldingen toe van een schilderij of een muziekfragment dat bij jouw keuze past.