Ooit gehoord van Rembrandt of Vermeer. Natuurlijk wel, het zijn namen die inderdaad vrijwel iedereen kent. Hun schilderijen hangen in de grootste musea ter wereld en trekken miljoenen bezoekers.
Maar wie kent onze componisten uit dezelfde tijd? Namen als Jan Pieterszoon Sweelinck of Unico Wilhelm van Wassenaer zijn slechts bij enkelen bekend. Het zijn zeker geen namen die internationaal dezelfde klank hebben als een Bach of Mozart.
Wat willen we onderzoeken
In deze cursus onderzoeken we waarom Nederland in de 17e eeuw wél een ongekende bloei kende in de schilderkunst, maar op het gebied van muziek geen internationaal bekende componisten heeft voortgebracht.
We zoeken een antwoord op deze vraag door onder andere te kijken naar de rol van de kerk, maar ook naar het burgerlijke karakter van de Republiek.
Met muziekfragmenten, schilderijen en verhalen uit die tijd ontdekken we hoe de schilderkunst en de wereld van de muziek zich in Holland heeft ontwikkeld. We zullen ook zien dat die ontwikkeling in Vlaanderen, als een gebied dat nog steeds onder het beheer van Spanje viel, anders was.
De gouden eeuw
Vrijwel alle cursussen over de cultuur van de Gouden Eeuw richten zich op de Nederlandse schilderkunst – begrijpelijk, want wat de Hollandse School met namen als Rembrandt, Vermeer en Frans Hals heeft voortgebracht, geniet nog altijd wereldwijde bewondering.
Wie een bezoek brengt aan de grote musea van de wereld – het Louvre, het Metropolitan Museum in New York, de National Gallery in Londen of het Rijksmuseum in Amsterdam – komt onvermijdelijk uit bij de zalen waar de Hollandse meesters hangen. Daar schitteren hun werken als hoogtepunten van realisme, licht en karakter.
De schilderkunst van die tijd is dus niet alleen een nationaal, maar ook een internationaal cultureel visitekaartje van Nederland geworden.
Componisten
Vraag iemand op straat of hij weleens van Rembrandt heeft gehoord, en het antwoord is waarschijnlijk ja.
Maar vraag eens of diezelfde persoon de naam Unico Wilhelm van Wassenaer kent, en het antwoord zal vrijwel zeker nee zijn.
De conclusie is duidelijk: Nederland heeft nooit in de wereld van de muziek eenzelfde positie verworven zoals dat wel het geval is in de schilderkunst. We vermoeden dat de gemiddelde Nederlander niet eens één componist kan noemen.
In Vlaanderen ligt dat anders. Daar kunnen we nog wijzen op een componist als Orlando di Lasso ( 1532 – 1594 ). Orlando di Lasso schreef onder meer 53 vier- tot achtstemmige missen, 1250 twee- tot twaalf-stemmige motetten, requiems, madrigalen, chansons en koorliederen. Over productie gesproken!
Iedere muziekkenner kan je iets over de betekenis van Orlando di Lasso vertellen. De reden? Orlando di Lasso (ca. 1532–1594) geldt namelijk als een van de grootste componisten van de late renaissance. Hij werd geboren in de Zuidelijke Nederlanden – wat we nu Vlaanderen noemen – en werkte later aan de hoven van München en Italië.
Zijn muziek staat bekend om haar rijke klank en emotionele diepte. Di Lasso schreef vrolijke madrigalen tot plechtige kerkmuziek, en zijn stijl beïnvloedde componisten in heel Europa. Daarmee werd hij een van de eerste echt internationale componisten uit Vlaanderen. Er is geen enkele componist uit Holland die daarmee kan worden vergeleken
Een inhaalslag
Omdat vrijwel niemand iets weet over de belangrijke componisten uit Holland, hebben we besloten om in deze cursus een kleine inhaalslag te maken op dat gebied. Dat maakt deze cursus wellicht nog boeiender: zo ontdekken we ook de muziek die toen in ons land klonk.
De twee componisten die we uitlichten zijn Jan Pieterszoon Sweelinck en graaf Unico Wilhelm van Wassenaer – twee figuren die elk op hun eigen manier een brug slaan tussen Nederland en Europa.
Sweelinck (1562–1621), de “Orpheus van Amsterdam”, was organist van de Oude Kerk en groeide uit tot een van de invloedrijkste klaviercomponisten van zijn tijd. Zijn muziek vormde een schakel tussen de renaissance en de vroege barok, en zijn leerlingen verspreidden zijn stijl door heel Noord-Europa.
Van Wassenaer (1692–1766) was niet alleen diplomaat en edelman, maar ook een begaafd componist. Zijn Concerti Armonici, lang toegeschreven aan de Italiaan Pergolesi, getuigen van groot vakmanschap en internationale allure. Pas in de 20e eeuw ontdekte men dat deze verfijnde concerten uit Hollandse handen kwamen.
Samen laten Sweelinck en Van Wassenaer zien dat er wél degelijk Nederlandse componisten waren die hun tijd ver vooruit waren – alleen ze hebben nooit een bekendheid gekregen die te vergelijken is met onze schilders.
De rol van het tonen van macht door het gebruik van kunst
Laten we in deze inleiding alvast een klein tipje van de sluier oplichten rond de vraag waarom we op het gebied van verf wél wereldfaam hebben verworven, maar op het gebied van viool niet.
Het is belangrijk om te beseffen dat kunst in de 17e en 18e eeuw vooral een krachtig middel was om macht te tonen.
Op het portret hiernaast zien we Lodewijk XIV van Frankrijk (1638–1715), beter bekend als de Zonnekoning. Hij gebruikte kunst – en vooral muziek – om zijn macht te onderstrepen. Dat is niet zo vreemd: schilderijen kun je wel in je paleizen ophangen, maar ze brengen geen mensen samen in één moment van pracht en praal. Muziek daarentegen wél. Met grote hofconcerten kon de Zonnekoning zijn rijkdom, macht en verfijning tegelijk laten horen.
Aan zijn hof klonken de composities van Jean-Baptiste Lully (1632–1687) en Jean-Philippe Rameau (1683–1764) – componisten die dankzij deze hofconcerten beroemd werden. In Holland bestonden zulke hofconcerten niet: wij waren een republiek, zonder koning en zonder hof.
We hebben net gezien dat schilderkunst en muziek in de 17e en 18e eeuw een verschillende rol speelden als middel om indruk te maken. Maar er zijn nog twee belangrijke verklaringen waarom de schilderkunst in Nederland zoveel sterker tot bloei kwam dan de muziek.
1️⃣ Culturele en economische bloei
De welvaart van de Republiek zorgde voor een grote vraag naar schilderijen. De schilderkunst werd een handelswaar én een statussymbool voor de burgerij. Iedereen kon een schilderij aan de muur hangen — muziek kun je niet ophangen en verdwijnt zodra de laatste noot is gespeeld.
2️⃣ De internationale centra van de muziek
Muziek bloeide vooral aan de hoven van Frankrijk, Italië en Duitsland, waar machtige vorsten hun eigen componisten ondersteunden. In de Republiek ontbrak zo’n hofcultuur grotendeels, waardoor Nederlandse componisten minder kansen kregen om zich te ontwikkelen en bekend te worden.
Deze culturele verschillen kwamen niet door één enkele oorzaak, maar door een samenspel van historische, sociale en economische factoren.
Ad 1. Culturele en economische bloei
De 17e eeuw – ook wel bekend als de Gouden Eeuw van Nederland – was een periode van grote economische welvaart en culturele bloei, vooral dankzij de handel en de opkomst van de VOC. Deze nieuwe rijkdom creëerde een vruchtbare bodem voor de beeldende kunsten.
Er ontstond een bloeiende markt voor schilderijen: de vraag naar kunst was hoog onder de groeiende middenklasse, wat leidde tot een enorme productie en veel vernieuwing in de schilderkunst.
Schilderijen werden niet alleen gewaardeerd om hun schoonheid, maar ook omdat ze status uitstraalden. Rijke kooplieden en burgers versierden hun huizen met kunstwerken om indruk te maken op bezoekers.
Schilderkunst had bovendien een praktisch voordeel: je kon haar bezitten, bewaren en tonen. Muziek nogmaals, verdwijnt zodra ze is gespeeld – en om haar te laten horen heb je musici nodig.
Ad 2. Internationale centra van de muziek
Dit schilderij van Peter Jakob Horemans toont het hof van keurvorst Clemens August van Beieren (1700–1761), die hier zelf de viola da gamba bespeelt. Het is een typisch voorbeeld van hoe muziek in die tijd een centrale rol speelde aan de Europese hoven.
In landen als Duitsland en Frankrijk maakte muziek deel uit van het dagelijks hofleven. Elke vorst van betekenis hield er zijn eigen musici en componisten op na. Deze hofcomponisten componeerden muziek voor plechtige ontvangsten, religieuze vieringen, diners, jachtfeesten en privéconcerten. Muziek was niet alleen vermaak, maar vooral een manier om macht, rijkdom en verfijning te tonen.
Een hof zonder muziek gold als ondenkbaar. De componist stond in dienst van zijn vorst, kreeg een vast inkomen en beschikte over zangers en instrumentalisten om zijn werken uit te voeren. Zo konden componisten als Lully aan het Franse hof en Telemann en Bach aan Duitse hoven hun talent ten volle ontplooien.
In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was de situatie totaal anders. Nederland kende geen koningen of hoven met orkesten en hofcomponisten. Daardoor bleef muziek hier vooral iets voor kerken, burgerverenigingen en particuliere gezelschappen – niet voor de luister van de macht.
Bekende voorbeelden van hofcomponisten
Johann Sebastian Bach (1685–1750) werkte bijna zijn hele leven in dienstverband.
Hij was achtereenvolgens hofmusicus in Weimar en Köthen, en later kerkcomponist en cantor aan de Thomaskirche in Leipzig. In deze functies componeerde hij muziek voor kerkdiensten, hofplechtigheden en onderwijs.
De afbeelding toont het bekende portret van Bach (1748), geschilderd door Elias Gottlob Haussmann – het gezicht dat we vandaag nog altijd met zijn naam verbinden.
Ook andere grote componisten, zoals Antonio Vivaldi (1678–1741) en Wolfgang Amadeus Mozart (1756–1791), werkten aanvankelijk in dienst van adel of kerk.
Vivaldi componeerde bijvoorbeeld voor het meisjesweeshuis Ospedale della Pietà in Venetië, terwijl Mozart als jonge musicus verbonden was aan het hof van Salzburg.
Pas later probeerde Mozart te leven als vrije kunstenaar, een gewaagde stap in zijn tijd. Toch bleef ook hij sterk afhankelijk van rijke opdrachtgevers en mecenassen die zijn concerten financierden en nieuwe werken bestelden.
Frederik Hendrik van Oranje
In de periode waarin schilders als Rembrandt en Vermeer actief waren, was Frederik Hendrik van Oranje (1584–1647) stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel, én opperbevelhebber van het leger.
Officieel was hij dienaar van de Staten-Generaal, maar in de praktijk had hij grote politieke én militaire invloed. Toch was hij geen koning en beschikte hij dus niet over een hof zoals dat in Frankrijk of Duitsland bestond.
Zijn echtgenote, Amalia van Solms, speelde wel een belangrijke rol in het ontwikkelen van een zekere hofstijl in Den Haag. Zij bracht kunstenaars, architecten en musici samen en gaf daarmee een vleugje vorstelijke allure aan de Republiek. Paleis Huis ten Bosch en de paleistuinen bij Honselersdijk getuigen nog van die ambitie.
Toch bleef deze hofcultuur kleinschalig vergeleken met de pracht en praal van Lodewijk XIV in Frankrijk of de Duitse keurvorsten. In Nederland overheerste het burgerlijke karakter van de samenleving – en dat bepaalde uiteindelijk ook de positie van de kunst.
Over deze cursus
Zo, je hebt nu waarschijnlijk een goed idee van wat deze cursus inhoudt.
Of… moeten we eigenlijk wel het woord “cursus” gebruiken?
We noemen het zo, maar eigenlijk is het meer dan dat.
Je krijgt niet alleen informatie, we nodigen je ook uit om zelf op ontdekking te gaan.
Soms stellen we tussendoor een vraag, zodat je even stil kunt staan bij wat je hebt gehoord of gezien – of misschien zelf verder gaat zoeken.
Dat noemen we “prikkelen tot verdieping”: nieuwsgierig blijven, ook na afloop van de les.
Voor wie is deze cursus bedoeld?
Onze cursussen zijn geschikt voor iedereen.
We gaan er nooit van uit dat je al voorkennis hebt.
Je hoeft dus geen kunsthistoricus of expert te zijn – gewoon belangstelling is genoeg.
Of je nu een liefhebber bent, een beginner, of al vaker iets over kunst hebt geleerd: je kunt altijd meedoen.
Je merkt vanzelf bij de eerste onderwerpen of de inhoud je aanspreekt en of het tempo prettig aanvoelt.
Hoe lang duurt het?
Deze cursus over Verf en Viool kun je in ongeveer een uur doorlopen.
Sommige lessen bevatten extra verwijzingen naar korte video’s, geluidsfragmenten of artikelen. Daarmee kun je je verder verdiepen in het onderwerp.
Als je die extra stappen zet, duurt de cursus natuurlijk wat langer –
maar dan zijn het wél bijzonder inspirerende uren!