Inleiding

Het onderwerp

Het onderwerp van deze leerquiz is dus ‘Jeroen Bosch”.
Zelden roept een schilder zoveel vragen op als Jeroen Bosch. Laten we direct een aantal opvallende punten noemen:

a: het aantal schilderijen
dat formeel aan Jeroen Bosch wordt toegeschreven is erg gering. Er zijn zo’n 25 schilderijen van Jeroen Bosch bekend. Vergelijken we dat met de productie van de Hollandse Meesters in de Gouden Eeuw dan komt het getal 25 als opvallend gering over. Natuurlijk hij heeft meer geschilderd en getekend maar het meeste is waarschijnlijk verloren gegaan. Bovendien werd Jeroen Bosch veel gekopieerd, dus er is ook nog eens de vraag ‘wat is een echte Jeroen Bosch”.

b: wat weten we van Jeroen Bosch? 

Het antwoord is: vrijwel niets.

We willen het zeker niet alleen over de schilderijen van de meester hebben. Het is ook interessant om je te verdiepen in kwesties als ‘als er een vrijwel exacte kopie is gemaakt van een schilderij van Jeroen Bosch, hoe kon dat dan in een tijd waarin er nog geen boeken waren met kleurenplaten’. De kleurendruktechniek was toen immers nog niet uitgevonden. Ook de vraag hoe Jeoren Bosch anderen heeft beïnvloed is interessant. 

Wat is een leerquiz?

Een leerquiz is een bijzondere vorm van een cursus. Bij de leerquiz begint iedere les met een vraag.
We geven dan niet alleen aan wat het juiste antwoord is, maar in een volgend gedeelte vertellen we ook meer over dat ‘juiste antwoord’. Kortom een leerquiz is een quiz waarmee je in korte tijd veel over een bepaald onderwerp kunt leren. En daarmee is de leerquiz een uitermate plezierige vorm om over allerlei onderwerpen meer te leren. 

De leerquiz heeft nog een bijzonder kenmerk: er zijn steeds 10 vragen. Dat maakt het geheel ook erg overzichtelijk. 
Je ziet een afbeelding en je moet aangeven waar die afbeelding betrekking op heeft. Soms zullen de vragen eenvoudig zijn, maar er zijn ook best lastige vragen bij.

Daarna gaan we in op het onderwerp van de vraag.  

Duur en moeilijkheidsgraad

Bij een leerquiz wordt er nooit vanuit gegaan dat je al over bepaalde voorkennis beschikt. Ze zijn dus voor iedereen geschikt, ongeacht de gevolgde vooropleiding. Ze zijn ook opgesteld voor het brede publiek om zo op aangename wijze met interessante onderwerpen kennis te maken.

Een leerquiz kan binnen een uur worden gedaan. Maar Jeroen Bosch moeten we opmerken dat er schilderijen zijn die bij wijze van spreken uit honderden schilderijen bestaan. Er zijn zoveel details… Neem bijvoorbeeld het mini-schilderijtje rechts waar we een vreemde vogel op schaatsen zien. Het bekijken van al die details alleen al kan de tijdsduur bij het doornemen van deze leerquiz factoren doen toenemen. Kijk maar eens op het schilderij hieronder ‘De verzoeking of De temptatie van de heilige Antonius’ waar dit detail is overgenomen. En kijk ook eens naar de andere details.

Bij iedere lessen wordt ook aan de hand van links aangegeven hoe je je eventueel verder kunt verdiepen. In dat geval kan zo’n cursus vele uren duren…. maar het zijn dan wel erg genoeglijke uren!
Kijk maar eens wat er alleen al over dit schilderij geschreven is. Al het doornemen van de uitgebreide beschrijving in combinatie met het bestuderen van het schilderij kan al uren in  beslag nemen.

Een cursus die ook een unieke ervaring biedt

De titel van deze cursus is ‘De onvoorstelbare wereld van Jeroen Bosch’.
Bij Jeroen Bosch zijn er altijd twee belangrijke invalshoeken:

kennis: wat weet je van de schilder en zijn werk?

ervaren: het ondergaan van het werk van deze geweldige schilder

Om dat laatste extra te ondersteunen, bieden we hier al een collage van bekende werkstukken aan. Puur om dat unieke gevoel te laten ervaren. Geniet ervan en start dan met de cursus.

Jeroen Bosch

Jeroen Bosch op 60PlusPlaza.nl

Volledige naam: 
Jheronimus Anthonissoen van Aken

Geboren: 

ca 1450
Overleden:
augustus 1516
Jaren actief: 
± 1480 – 1516
Stijl: 
Noordelijke Renaissance

Jheronimus Bosch, postuum ook Jeroen Bosch of Hiëronymus Bosch genoemd, geboren als Jheronimus van Aken, was een Zuid-Nederlands kunstschilder behorend tot de Noordelijke renaissance. Hij ging de geschiedenis in als ‘den duvelmakere’ (de schepper van duivels) en als schilder van satirische voorstellingen, maar hij is vooral van betekenis als vernieuwer van de beeldtraditie. Hij gaf op vindingrijke wijze invulling aan gangbare motieven en bedacht een reeks van nieuwe composities. Het gevolg hiervan is dat de precieze betekenis van een deel van zijn werk onbekend is gebleven. Hoewel hij al tijdens zijn leven een beroemd schilder was en hij opdrachten van het hertogelijk hof in Brussel kreeg, is er vrij weinig over hem bekend.

Klik op de afbeelding voor meer informatie over Jheronimus Bosch

Klik op de afbeeldingen om deze uit te vergroten.

Gebruik vervolgens de knopjes rechtsboven in om verder te vergroten of klik met de muisknop op het gebied waar je wil inzoomen.

Door de muisknop ingedrukt te houden en de muis te bewegen kun je de afbeelding alle kanten op slepen zodat je elk detail goed kunt bekijken.

Druk of klik op de naam van het schilderij om meer informatie over het kunstwerk te lezen. U kunt de extra informatie afsluiten met het kruisje rechtsbovenaan in het blauwe vlak.

Over dit schilderij bestaat nog veel onduidelijkheid. Waarschijnlijk is het bestemd geweest voor een altaar van het ambachtsgilde van de gewandsnijders. Ook het gilde van de drapeniers en de Bogaarden-wevers zijn als opdrachtgevers verondersteld, maar de schaar op de achterzijde van het schilderij duidt toch duidelijk meer op de gewandsnijders. Gewandsnijders waren lakenverkopers of detailhandelaren.

De in latere tijd opgekomen draperie bestond uit grootondernemers in de lakennijverheid. Zij gaven leiding aan het hele productieproces en richtten zich vooral op de export. De plaats van het altaar is onbekend. Het kan het gildenaltaar van de gewandsnijders in de Sint-Jan zijn geweest, zoals veelal wordt verondersteld, maar ook het klooster van de Minderbroeders zou in aanmerking kunnen komen. De ambachtsgilden vergaderden in de Middeleeuwen in de diverse kloosters in de stad.

Misschien hebben de gewandsnijders hun vergaderingen in het Minderbroederklooster gehouden en daarom Sint Franciscus - de zoon van een lakenkoopman - op het schilderij laten afbee1den. We zien op het schilderij het marktplein van 's-Hertogenbosch met lange rijen kramen waarin het laken ligt uitgestald, met daaromheen kooplieden die onder andere boter en eieren te koop aanbieden. Het lijkt alsof wollen stof het voornaamste verkoopartikel was dat op de markt verkocht werd.

Het werk is ontleend aan Matteüs 27 : 27-31, waar beschreven wordt hoe de soldaten van Pontius Pilatus Christus spottend tot koning van de Joden uitroepen door hem een rode mantel om te doen en hem een doornenkroon op te zetten. Christus draagt hier echter een witte mantel. De twee bovenste mannen zijn te herkennen als soldaten; de twee onderste zijn mogelijk Farizeeën. Volgens de Britse kunsthistoricus Martin Davies is het hoofdthema van het werk Christus' bereidheid zijn lot te ondergaan. Bosch-auteur Ludwig von Baldass wijst op het individuele karakter van de soldaten. Josua Bruyn suggereert dat de vier figuren om Christus de vier temperamenten voorstellen.

De soldaat, die op het punt staat Christus de doornenkroon op te zetten, draagt een tulband met daarin een pijl. Het motief van een hoofddeksel met een pijl erdoor komt ook voor in de vele imitaties van het werk – bijvoorbeeld de Doornenkroning in Antwerpen – en heeft waarschijnlijk een allegorische betekenis. Mogelijk gaat het hier om een toespeling op de seksuele daad.

De rechtersoldaat draagt een bontmuts met daarop een soort corsage van eikenloof en een spijkerhalsband. In de Late Middeleeuwen werden spijkerhalsbanden gebruikt om jachthonden te beschermen tegen beten van wolven en andere wilde dieren en om te voorkomen dat al dan niet kwaadaardige waakhonden elkaar te lijf zouden gaan. Dit laatste blijkt onder meer uit een passage in een kroniek uit 1480, waarin beschreven wordt hoe de Vlaamse edelman Philippe de Hornes, na bij verstek veroordeeld te zijn wegens medeplichtigheid aan de moord op de grootbaljuw van Gent, Jehan de Dadizele, een spijkerhalsband droeg à facon d’un colier dont l’on est accoustumé armer les mauvais chiens (op de manier van een halsband waarmee men gewoonlijk valse honden uitrust) om zich tegen de woedende Gentenaren te verdedigen.[1] Bosch-auteur James Marrow wees er in 1979 op dat de (Joodse) beulen van Christus in de laatmiddeleeuwse beeldende kunst en (Passie-)literatuur denigrerend vergeleken werden met kwaadaardige honden. De voorbeelden die Marrow noemt zijn volgens hem allen te herleiden tot het volgende Psalmfragment: Honden staan om mij heen, een woeste bende sluit mij in, zij hebben mijn handen en voeten doorboord

— Psalm 22:17
De man linksonder, die grijnzend naar Christus opkijkt, draagt een rode hoofddoek met daarop een halve maan (het symbool van de islam) en een zespuntige ster (het symbool van het jodendom). Hiermee heeft de schilder willen aangeven dat het hier om een ongelovige gaat. Om de slechtheid van de mens en de menselijkheid van Christus te benadrukken, heeft de schilder de figuren op haast karikaturale wijze neergezet. In een later werk van Bosch, de Gentse kruisdraging gaat hij wat dit betreft nog een stap verder.

Het werk stelt de Heilige Christoforus voor die het Christuskind draagt. Deze voorstelling is ontleend aan een legende van Jacobus de Voragine. Volgens dit verhaal werkte de reus Reprobus voor de keizer. Toen hij merkte dat de keizer bang was voor de duivel stelde hij zich in dienst van de duivel. De duivel was op zijn beurt bang voor God en dus stelde hij zich in dienst van God. Hij deed dit door als veerman mensen over de rivier te zetten. Op een avond verscheen Christus als kind dat overgezet wilde worden. Het kind werd echter zwaarder en zwaarder en toen Reprobus bijna onder het gewicht van het kind bezweek openbaarde Christus zich en doopte hem Christoforus (de Christusdrager).

Op het schilderij is de heilige leunend op een stok wadend door het water afgebeeld. Aan zijn staf hangt een vis. Zijn grootte wordt versterkt door details om hem heen, zoals dieren en een kluizenaar die water komt halen, kleiner af te beelden. Rechts staat een boom met daarin een enorme kruik die als woning wordt gebruikt. In de halsopening is een tweede kluizenaar te zien, die een lantaarn heeft opgehangen; dit om aan te geven dat de voorstelling zich 's avonds afspeelt. Hoger in de boom bevindt zich een duiventil. Helemaal bovenin klimt een naakte man naar een bijenkorf. Aan de voet van de boom hangt een dode vos. Links van de heilige bevindt zich een kleinere boom die door een jager wordt gebruikt als een soort galg voor een dode beer. Op de achtergrond, aan de overkant van de rivier, rent een bader in paniek weg voor een monster in een ruïne.

De schilder wijkt op sommige punten af van de bestaande beeldtraditie. Het Christuskind houdt bijvoorbeeld geen globe in zijn hand, maar een kruisstaf. De kluizenaar is wel een vast onderdeel, maar Bosch beeldt hem twee keer af. Volgens de legende legt het Christuskind het gewicht van de hele wereld op de schouders van Christoforus. Het Christuskind lijkt echter boven de heilige te zweven, waarmee – volgens Bosch-kenner Charles de Tolnay – eerder een ‘geestelijke last’ wordt gesymboliseerd, dan een fysieke. Ook gaat De Tolnay in op de verschillende details. Zo symboliseert de grote vis volgens hem de vastentijd, die volgde op de bekering van de heilige. De vroomheid van Christoffel contrasteert scherp met, wat De Tolnay een ‘schijnheilige kluizenaar’ noemt, die zich in een kruik tegoed doet aan vlees en honing.

Volgens Bosch-auteur Dirk Bax verwijzen veel details op het werk naar het eerdere leven van Christoforus en naar dingen waarmee de duivel de heilige probeert te verleiden. De jager en de beer is mogelijk een verwijzing naar de diensttijd bij de keizer. De draak en de badende man verwijst mogelijk naar de duivel. De kruik, duiventil en bijenkorf in de boom van de kluizenaar zijn volgens Bax symbolen van zwelgzucht (kruik en bijenkorf) en onkuisheid (duiventil).

Drieluik: Het Laatste Oordeel

Het stelt de Dag des oordeels voor. Op het middenpaneel is bovenin Christus afgebeeld met rechts van hem Maria en links Johannes de Doper. Ook wordt hij omgeven door twaalf ‘gelukzaligen’. Mogelijk zijn dit de twaalf apostelen. De oordelende Jezusfiguur komt overeen met die op een houtsnede van Albrecht Dürer uit 1509/1510 en behoort tot een standaardtype voor dit soort voorstellingen (zie ook het Laatste Oordeel van Lucas van Leyden en vele andere 15e- en 16e-eeuwse drieluiken met dit onderwerp).

In traditionele Laatste Oordeel-voorstellingen zijn hieronder links de uitverkorenen en rechts de verdoemden afgebeeld. De schilder breekt echter met deze traditie door hier vrijwel alleen verdoemden af te beelden. Deze verdoemden bevinden zich in een brandende en door demonen bevolkte wereld, alsof hij wil aangeven dat de aarde tegen het einde der tijden bijna volledig in de greep van de duivel is. In het middenplan links wordt welgeteld één ziel door een engel uit deze hel op aarde gered. Opvallend is dat zich onder de demonen types bevinden die in Bosch’ tijd als schadelijk voor de maatschappij gezien werden, zoals marskramers, herbergiers, soldaten en gedegnereerde geestelijken. Door zoveel verdoemden te zetten tegenover die ene uitverkorene geeft de schilder blijk van een zeer negatief mensbeeld, waarin niemand ontkomt aan zijn of haar zonden. Hoe dit zo ver heeft kunnen komen legt hij op het linkerpaneel uit.

Het hoofdthema van het linkerluik is de erfzonde. Het is vrijwel identiek aan dat van het Hooiwagen-drieluik en stelt van onder naar boven voor: het paradijshuwelijk (zoals dit ook voorkomt op het linkerluik van de Tuin der Lusten), de zondeval en de verdrijving uit het paradijs. Helemaal bovenaan is de val van de opstandige engelen afgebeeld, waarmee de schilder verwijst naar de intrede van het kwaad in de wereld. Door ten slotte op het rechter paneel de hel af te beelden laat het drieluik zich lezen als één groot memento mori.

Aan de buitenzijde van de zijpanelen zijn in grisaille twee heiligen afgebeeld: links de heilige Jakobus en rechts de heilige Bavo. Jakobus is afgebeeld als pelgrim naar zijn eigen Compostela, te herkennen aan de schelp op zijn hoed en zijn reizigersstaf. Hij beweegt zich door een ‘zondig’ landschap, waarin rechts een reiziger overvallen wordt en links een lamme en een blinde achterna worden gezeten door een hond. Bavo, de tot inkeer gekomen aristocraat, heeft op de ene hand een valk, terwijl hij met de andere aalmoezen geeft aan de armen. Onder de twee heiligen bevinden zich twee wapenschilden, die echter niet ingevuld zijn.

Het stelt de Dag des oordeels voor. Op het middenpaneel is bovenin Christus afgebeeld met rechts van hem Maria en links Johannes de Doper. Ook wordt hij omgeven door twaalf ‘gelukzaligen’. Mogelijk zijn dit de twaalf apostelen. De oordelende Jezusfiguur komt overeen met die op een houtsnede van Albrecht Dürer uit 1509/1510 en behoort tot een standaardtype voor dit soort voorstellingen (zie ook het Laatste Oordeel van Lucas van Leyden en vele andere 15e- en 16e-eeuwse drieluiken met dit onderwerp).

In traditionele Laatste Oordeel-voorstellingen zijn hieronder links de uitverkorenen en rechts de verdoemden afgebeeld. De schilder breekt echter met deze traditie door hier vrijwel alleen verdoemden af te beelden. Deze verdoemden bevinden zich in een brandende en door demonen bevolkte wereld, alsof hij wil aangeven dat de aarde tegen het einde der tijden bijna volledig in de greep van de duivel is. In het middenplan links wordt welgeteld één ziel door een engel uit deze hel op aarde gered. Opvallend is dat zich onder de demonen types bevinden die in Bosch’ tijd als schadelijk voor de maatschappij gezien werden, zoals marskramers, herbergiers, soldaten en gedegnereerde geestelijken. Door zoveel verdoemden te zetten tegenover die ene uitverkorene geeft de schilder blijk van een zeer negatief mensbeeld, waarin niemand ontkomt aan zijn of haar zonden. Hoe dit zo ver heeft kunnen komen legt hij op het linkerpaneel uit.

Het hoofdthema van het linkerluik is de erfzonde. Het is vrijwel identiek aan dat van het Hooiwagen-drieluik en stelt van onder naar boven voor: het paradijshuwelijk (zoals dit ook voorkomt op het linkerluik van de Tuin der Lusten), de zondeval en de verdrijving uit het paradijs. Helemaal bovenaan is de val van de opstandige engelen afgebeeld, waarmee de schilder verwijst naar de intrede van het kwaad in de wereld. Door ten slotte op het rechter paneel de hel af te beelden laat het drieluik zich lezen als één groot memento mori.

Aan de buitenzijde van de zijpanelen zijn in grisaille twee heiligen afgebeeld: links de heilige Jakobus en rechts de heilige Bavo. Jakobus is afgebeeld als pelgrim naar zijn eigen Compostela, te herkennen aan de schelp op zijn hoed en zijn reizigersstaf. Hij beweegt zich door een ‘zondig’ landschap, waarin rechts een reiziger overvallen wordt en links een lamme en een blinde achterna worden gezeten door een hond. Bavo, de tot inkeer gekomen aristocraat, heeft op de ene hand een valk, terwijl hij met de andere aalmoezen geeft aan de armen. Onder de twee heiligen bevinden zich twee wapenschilden, die echter niet ingevuld zijn.

Het stelt de Dag des oordeels voor. Op het middenpaneel is bovenin Christus afgebeeld met rechts van hem Maria en links Johannes de Doper. Ook wordt hij omgeven door twaalf ‘gelukzaligen’. Mogelijk zijn dit de twaalf apostelen. De oordelende Jezusfiguur komt overeen met die op een houtsnede van Albrecht Dürer uit 1509/1510 en behoort tot een standaardtype voor dit soort voorstellingen (zie ook het Laatste Oordeel van Lucas van Leyden en vele andere 15e- en 16e-eeuwse drieluiken met dit onderwerp).

In traditionele Laatste Oordeel-voorstellingen zijn hieronder links de uitverkorenen en rechts de verdoemden afgebeeld. De schilder breekt echter met deze traditie door hier vrijwel alleen verdoemden af te beelden. Deze verdoemden bevinden zich in een brandende en door demonen bevolkte wereld, alsof hij wil aangeven dat de aarde tegen het einde der tijden bijna volledig in de greep van de duivel is. In het middenplan links wordt welgeteld één ziel door een engel uit deze hel op aarde gered. Opvallend is dat zich onder de demonen types bevinden die in Bosch’ tijd als schadelijk voor de maatschappij gezien werden, zoals marskramers, herbergiers, soldaten en gedegnereerde geestelijken. Door zoveel verdoemden te zetten tegenover die ene uitverkorene geeft de schilder blijk van een zeer negatief mensbeeld, waarin niemand ontkomt aan zijn of haar zonden. Hoe dit zo ver heeft kunnen komen legt hij op het linkerpaneel uit.

Het hoofdthema van het linkerluik is de erfzonde. Het is vrijwel identiek aan dat van het Hooiwagen-drieluik en stelt van onder naar boven voor: het paradijshuwelijk (zoals dit ook voorkomt op het linkerluik van de Tuin der Lusten), de zondeval en de verdrijving uit het paradijs. Helemaal bovenaan is de val van de opstandige engelen afgebeeld, waarmee de schilder verwijst naar de intrede van het kwaad in de wereld. Door ten slotte op het rechter paneel de hel af te beelden laat het drieluik zich lezen als één groot memento mori.

Aan de buitenzijde van de zijpanelen zijn in grisaille twee heiligen afgebeeld: links de heilige Jakobus en rechts de heilige Bavo. Jakobus is afgebeeld als pelgrim naar zijn eigen Compostela, te herkennen aan de schelp op zijn hoed en zijn reizigersstaf. Hij beweegt zich door een ‘zondig’ landschap, waarin rechts een reiziger overvallen wordt en links een lamme en een blinde achterna worden gezeten door een hond. Bavo, de tot inkeer gekomen aristocraat, heeft op de ene hand een valk, terwijl hij met de andere aalmoezen geeft aan de armen. Onder de twee heiligen bevinden zich twee wapenschilden, die echter niet ingevuld zijn.

Vierluik: Visioenen uit het hiernamaals

De panelen stellen voor: het Aardse Paradijs, de opstijging naar het hemels paradijs, de val der verdoemden en de hel. Het voorkomen van zowel uitverkorenen als gedoemden doet vermoeden dat op het verloren gegane middenpaneel een Laatste Oordeel gestaan heeft.

Het idee van het bestaan van een aard paradijs en een hemels paradijs was in Bosch' tijd heel normaal. Het aards paradijs wordt hier voorgesteld als de Tuin van Eden, te herkennen aan de paradijs- of levensbron. Van het hemelse paradijs is alleen de ingang afgebeeld. Op het linkerpaneel van het Brugse Laatste Oordeel-drieluik is de ingang van het hemels paradijs voorgesteld als een cirkel van vuur.

Hier is deze voorgesteld is als een tunnel van licht. Deze tunnel bestaat uit zeven segmenten, die verwijzen naar de zeven planeetsferen tussen aarde en empyreum. Deze sferen komen meer voor in de 15e eeuw, maar nooit als tunnel. Op het hellevaart-paneel worden verdoemden door demonen een peilloze diepte in geduwd, terwijl op het laatste paneel, dat de hel voorstelt, een man een wanhopig gebaar maakt, terwijl hij lastig wordt gevallen door een groene kwelduivel.

De panelen stellen voor: het Aardse Paradijs, de opstijging naar het hemels paradijs, de val der verdoemden en de hel. Het voorkomen van zowel uitverkorenen als gedoemden doet vermoeden dat op het verloren gegane middenpaneel een Laatste Oordeel gestaan heeft.

Het idee van het bestaan van een aard paradijs en een hemels paradijs was in Bosch' tijd heel normaal. Het aards paradijs wordt hier voorgesteld als de Tuin van Eden, te herkennen aan de paradijs- of levensbron. Van het hemelse paradijs is alleen de ingang afgebeeld. Op het linkerpaneel van het Brugse Laatste Oordeel-drieluik is de ingang van het hemels paradijs voorgesteld als een cirkel van vuur.

Hier is deze voorgesteld is als een tunnel van licht. Deze tunnel bestaat uit zeven segmenten, die verwijzen naar de zeven planeetsferen tussen aarde en empyreum. Deze sferen komen meer voor in de 15e eeuw, maar nooit als tunnel. Op het hellevaart-paneel worden verdoemden door demonen een peilloze diepte in geduwd, terwijl op het laatste paneel, dat de hel voorstelt, een man een wanhopig gebaar maakt, terwijl hij lastig wordt gevallen door een groene kwelduivel.

De panelen stellen voor: het Aardse Paradijs, de opstijging naar het hemels paradijs, de val der verdoemden en de hel. Het voorkomen van zowel uitverkorenen als gedoemden doet vermoeden dat op het verloren gegane middenpaneel een Laatste Oordeel gestaan heeft.

Het idee van het bestaan van een aard paradijs en een hemels paradijs was in Bosch' tijd heel normaal. Het aards paradijs wordt hier voorgesteld als de Tuin van Eden, te herkennen aan de paradijs- of levensbron. Van het hemelse paradijs is alleen de ingang afgebeeld. Op het linkerpaneel van het Brugse Laatste Oordeel-drieluik is de ingang van het hemels paradijs voorgesteld als een cirkel van vuur.

Hier is deze voorgesteld is als een tunnel van licht. Deze tunnel bestaat uit zeven segmenten, die verwijzen naar de zeven planeetsferen tussen aarde en empyreum. Deze sferen komen meer voor in de 15e eeuw, maar nooit als tunnel. Op het hellevaart-paneel worden verdoemden door demonen een peilloze diepte in geduwd, terwijl op het laatste paneel, dat de hel voorstelt, een man een wanhopig gebaar maakt, terwijl hij lastig wordt gevallen door een groene kwelduivel.

De panelen stellen voor: het Aardse Paradijs, de opstijging naar het hemels paradijs, de val der verdoemden en de hel. Het voorkomen van zowel uitverkorenen als gedoemden doet vermoeden dat op het verloren gegane middenpaneel een Laatste Oordeel gestaan heeft.

Het idee van het bestaan van een aard paradijs en een hemels paradijs was in Bosch' tijd heel normaal. Het aards paradijs wordt hier voorgesteld als de Tuin van Eden, te herkennen aan de paradijs- of levensbron. Van het hemelse paradijs is alleen de ingang afgebeeld. Op het linkerpaneel van het Brugse Laatste Oordeel-drieluik is de ingang van het hemels paradijs voorgesteld als een cirkel van vuur.

Hier is deze voorgesteld is als een tunnel van licht. Deze tunnel bestaat uit zeven segmenten, die verwijzen naar de zeven planeetsferen tussen aarde en empyreum. Deze sferen komen meer voor in de 15e eeuw, maar nooit als tunnel. Op het hellevaart-paneel worden verdoemden door demonen een peilloze diepte in geduwd, terwijl op het laatste paneel, dat de hel voorstelt, een man een wanhopig gebaar maakt, terwijl hij lastig wordt gevallen door een groene kwelduivel.

Vierluik: De Tuin der lusten 

Op de buitenzijde is een grote bol geschilderd, die de hemelbol voorstelt met daarbinnen, op een plat vlak, de aarde. Deze bol geeft de wereld weer na de derde dag van het scheppingsverhaal volgens het boek Genesis. De aarde is op dat moment nog onbewerkt en bevat nog geen dieren. Wel groeien er vreemde, stekelige planten en pakken zich in de lucht donkere wolken samen. God zelf zweeft linksboven boven de aarde. Naast hem staat verdeeld over de twee panelen in het Latijn de tekst: Ipse dixit et facta sunt. Ipse mandavit et creata sunt. (Hij sprak en het was er. Hij gebood en zij waren geschapen.)

— Ps. 33:9, 148:5.
De manier waarop de schilder de wereld heeft weergegeven houdt het midden tussen een aardglobe, zoals deze voor het eerst in 1492 in Neurenberg werden gemaakt, en middeleeuwse kaarten, zogenaamde mappae mundi, die de wereld voorstellen als een platte cirkel met daarin schematisch de drie tot dan toe bekende continenten ingetekend. Het is niet onmogelijk dat Bosch bekend was met deze Neurenbergse globes, omdat 's-Hertogenbosch destijds intensieve handelscontacten onderhield met Neurenberg.

Volgens Bosch-kenner Charles de Tolnay is Bosch de eerste schilder die de wereld op deze manier afbeeldde. Tot dan toe werd de hemelbol voorgesteld als een bol in Gods hand. De figuur van God komt sterk overeen met de Schepper boven op de koperen doopvont in de Sint-Janskathedraal. Dit doopvont werd in 1492 gemaakt door de Maastrichtse beeldhouwer Aert van Tricht.

.

In geopende stand gaat het verhaal verder op het linkerpaneel. Hier staan Adam en Eva ter weerszijden van God in een fantasielandschap met daarin verschillende exotische dieren en planten, zoals een drakenboom, een olifant en een giraffe. Sommige auteurs denken dat de schilder hier het paradijshuwelijk heeft afgebeeld (Genesis 1:28). Andere auteurs denken dat het hier gaat om de schepping van Eva. Hoe dit ook zij, de voorstelling is gesitueerd in het Aards Paradijs op een moment voor de zondeval. Voor de dieren lijkt dit echter niet te gelden. Zo heeft een katachtig dier een hagedis in zijn bek en heeft een beer in de achtergrond een hert overmeesterd. Het zou kunnen dat de schilder zich op die manier in een theologische discussie mengt over de vraag of dieren van nature zondig zijn. Maar het kan ook een verwijzing zijn naar de komende zondeval.

Volgens kunsthistoricus Jos Koldeweij heeft Bosch veel planten en dieren naar het leven geschilderd. Als voorbeelden noemt hij de olifant en de zeehond. Beide dieren heeft Bosch met eigen ogen kunnen zien. Olifanten waren, zij het zeer zelden, aanwezig op kermissen en dergelijke en zeehonden werden soms, weliswaar niet meer levend, in hun geheel aangeboden op de markt voor zeehondenvlees en -bont. Voor andere, meer exotische dieren, moest de schilder zich behelpen met voorbeelden van anderen. De drakenboom, bijvoorbeeld, is bijna in zijn geheel overgenomen van een gravure van Martin Schongauer, terwijl de giraffe – die in deze vorm overigens ook voorkomt op een van Bosch’ Zondvloedpanelen – vrijwel identiek is aan een tekening in de manuscriptversie van het boek Egyptische reis van de Italiaanse antiquair Cyriacus van Ancona en dus waarschijnlijk teruggaat op een gemeenschappelijk origineel.

De stekelige, roze paradijsfontein is waarschijnlijk een vruchtbaarheidssymbool. Bovenin bevindt zich een halvemaan, die misschien verwijst naar ongeloof. De uil in een donkere nis in deze fontein was in Bosch' tijd het symbool van het kwaad, omdat het kleine, nietsvermoedende vogels naar zich toe lokt en vervolgens toeslaat. In dit licht zou de uil een verwijzing kunnen zijn naar de verleiding van Adam door Eva, die uiteindelijk tot hun verdrijving uit het paradijs zou leiden. De uil laat zich misschien ook verklaren door een refrein van de dichter Jan van Stijevoort uit omstreeks 1524, dat luidt:

Ghelyc die steenuuls opden dach verbolghen
hen selven berghen voer tschijn der sonnen
Soe doen dees liefkens die niet en volghen
thuwelic alsoot eerst was begonnen

(Zoals de op het daglicht verbolgen steenuil zichzelf verbergt voor het zonlicht,
zo handelen deze liefjes die het huwelijk niet volgen zoals het bedoeld is)

Het middenpaneel sluit naadloos aan op het linkerpaneel. Het landschap is vrijwel hetzelfde en bevat dezelfde vreemde rotsformaties en exotische flora en fauna. Op details is het middenpaneel echter compleet anders; zo bevat het onmogelijke elementen, zoals een plant, die uit een ei groeit, mansgrote vruchten, vliegende vissen en fabeldieren, zoals een griffioen – die de schilder ontleende aan een gravure van Martin Schongauer – zeemeerminnen en zeeridders. Het lijkt alsof de schilder Gods schepping hier ondersteboven keert. Het krioelt er van de naakte mensen. Kinderen en oude mensen ontbreken. Onder de mensen bevinden zich behaarde wilden, in de kunst en literatuur van Bosch' tijd ongecultiveerde, goddeloze types, die in verband gebracht werden met een ongeremde seksualiteit. De schilder beeldt ze af als vrouw, waarmee hij dus seksueel ongeremde vrouwen lijkt te hebben willen afbeelden. Onder de mensen bevinden zich ook enkele negroïde vrouwen. Ook deze hadden in de middeleeuwen een negatieve betekenis en werden in verband gebracht met het kwaad, terwijl de zeemeermin in Bosch' tijd gebruikt werd als zinnebeeld voor de verleiding.

De mensen op de voorgrond eten van enorme vruchten. Volgens De Tolnay zijn ‘de kersen, de aardbeien, de frambozen en de druiven [...] niets anders dan de goddeloze symbolen van geslachtelijke lust’. De appelvormige borst, zo gaat hij verder, roept associaties op met de vrouwelijke borst, terwijl de vogels ontucht en schande symboliseren, de zeevis wellust en angst en de schelp de vrouwelijkheid. De glazen bol rondom een minnend paar en de glazen stolp, waaronder zich drie personen bevinden, illustreert volgens hem het spreekwoord ‘Geluk en glas, zij breken ras’.

Centraal op het middenpaneel rijdt een bonte stoet mannen tegen de klok in om een vijver met vrouwen. Deze rondrit ontleende de schilder aan moraalliteratuur, waarin dergelijke rondritten gelijkgesteld werden met zondigheid en lustverslaving. Hij zou ook kunnen samenhangen met de zogenaamde ‘moreskendans’, die vaak een erotische lading had. Het fallussymbool van een van de rijdieren verwijst hiernaar. Bovendien rijden de mannen op en tussen dieren, waarmee de schilder lijkt te willen aangeven dat de mens zich door dierlijke driften laat leiden.

In de achtergrond op het middenpaneel komen dezelfde wonderlijke rotsformaties voor als die op het linkerpaneel. Te midden van deze rotsformaties staat ook eenzelfde soort fontein als op het paradijspaneel. Alleen hier loert geen uil onderin door een gat, maar is er een bebaarde man, die een jonge vrouw betast. De Tolnay meent in deze ‘Fontein van de Echtbreuk’ – zoals hij hem noemt – een halvemaan te herkennen, het teken van ongeloof. De vier rotsformaties noemt hij overigens de ‘burchten der ijdelheid’. Uit het meer waar deze fontein in staat ontspringen vier rivieren, wat een verwijzing zou zijn naar het paradijs.

Op het rechterpaneel is de hel afgebeeld, waarin de verdoemden de verschrikkelijkste straffen ondergaan. Het komt met het middenpaneel overeen in de zin dat ook hier groepen mensen zijn afgebeeld, die naar zonde gerangschikt lijken te zijn en gezamenlijk bestraft worden. Muziekinstrumenten als een draailier, een mandoline en een harp, zijn hier, als attributen van de zonde, enorm uitvergroot en veranderd in martelwerktuigen. In het midden hurkt een wit monster staande op uitgeholde boomstammen en met een eivormige romp, waarin zich een herberg bevindt, waar zondaars bediend worden door een heks. Zijn hoofd draagt een plateau, waarop demonen en heksen verdoemden eindeloos rondjes laten maken rondom een enorme doedelzak. Van dit witte monster is ook een tekening bekend, die zich in het Albertina in Wenen bevindt (zie Boommens). De zondaars in de romp van deze boommens zijn vermoedelijk Vastenavondvierders.

Rechts van de boommens is te zien hoe een groepje soldaten gefolterd wordt. Een van hen wordt door een duivel doorboord met een groot zwaard, terwijl anderen moeten toekijken hoe een soldaat in harnas verslonden wordt door een roedel draakachtige honden. Zijn rechterhand omklemt het uiteinde van een vaandel met daarop een pad – het symbool van de duivel – en met zijn andere hand houdt hij een miskelk vast. Een dergelijke foltering wordt op het schilderij de Zeven Hoofdzonden, dat eveneens aan Bosch toegeschreven wordt, voorgesteld als de straf voor zondaars die zich schuldig hebben gemaakt aan invidia (afgunst). De miskelk, daarentegen, is mogelijk een verwijzing naar avaritia (hebzucht). In de prozatekst Die Spiegel der Sonden uit 1434-1436 wordt deze zonde op één lijn gesteld met oorlogszuchtige personen, die er niet voor terugdeinzen ‘[te] rouen op mennige gewide stede ende nemen der kircken oer guet ende doen si ducke verbernen’ ([te] roven op tal van gewijde plaatsen en [te] stelen uit kerken, die zij vaak platbranden).

Bron teksten: WikiPedia

Start nu met deze geweldig boeiende cursus